jctv: 12.11.10HOME

 

 

 

Groningen - Amersfoort

 

 

Vier jonge studentes met blonde haren, giechelend en druk met elkaar in de trein van Groningen naar Amersfoort. Ik ben zelf druk bezig met de computer dus hoor heel weinig van hun conversatie, soms een woord of frase en dan opeens in een heldere stem: “Mannen vinden veel minder dingen mooi en als ze dan wat mooi vinden dan denk je, nah…”


Even later in diezelfde trein, op de bank links van de vier vrolijke studentes zit een eenzame jonge man: dun, wit, hoekig gezicht, pokdalige huid en ogen waar niets verrassends in of uit gaat. Hij luistert naar zijn koptelefoon en kijkt uitsluitend naar het doosje dat daar aan vast zit. Veel mensen kijken tegenwoordig uitsluitend nog naar doosjes, het is een teken van de tijd. Een man met een sportief slank lichaam en stekeltjeshaar via smalle korte bakkebaarden aangesloten op een ferme kaak komt tegenover de eenzame jonge man te zitten en begint met hem te praten. De ogen kijken op maar proberen de aandacht op het doosje te houden. Er volgt een conversatie waarvan ik alleen flarden en splinters hoor. De jonge man knijpt iedere zin eruit alsof het de laatste zal zijn. De atletische man zegt, “Bakker” alsof hij koning bedoelt en houdt zijn gesprekpartner vast met een onnavolgbare vanzelfsprekendheid. “Mooi hé? Die Vlakte…”, zegt hij terwijl hij naar buiten kijkt. De eenzame jonge man kijkt op, zijn ogen zijn vloeibaar geworden, overgrote, waterblauwe ogen vol weerzin en berusting in een veel te wit gezicht. “Van mij mogen ze het helemaal vol bouwen”, zegt hij. Maar daar eindigt het niet. De conversatie gaat verder en opeens is er zelfs een glimlach. Tegen de tijd dat de jonge eenzame man uitstapt, is hij minder hoekig en zelfs, wat minder wit. Ik geloof dat ik een wondertje heb meegemaakt.

Een paar uur daarvoor in de Slegte in Groningen. Ik heb een boekenbon van 25 euro. Ik vind twee boeken die samen net iets minder kosten en loop naar de kassa. Daar zit een man, hij praat enthousiast tegen een onzichtbaar iemand, wellicht aan de andere kant van een telefoon, maar die zie ik niet. Ik leg mijn boeken op de toonbank en wacht. Hij staat vrijwel meteen op en loopt in twee passen naar mij toe. Geruit jasje, bril met vierkante glazen en dik glimmend zwart montuur, dun penseelsnorretje, overal kijkende licht blauwe ogen en lippen als een stevige rubberen band om het zwarte gat van de mond aan te trekken, verzorgde tanden. Hij lacht. “Ha! Heidegger.. en Sartre over Baudelaire. Mooi.” “Ik heb een boekenbon,” zeg ik. “Zohoooh”, zegt hij, “Wat fijn!” We glimlachen. “Ik hoop dat ik hem hier mag inruilen, op het foldertje staat dat dit kan.” “Ja hoor”, zegt de meneer, “dat kan zeker, maar…Oh… kijk wij geven geen geld terug dus je moet wel een boek kiezen dat precies zo duur is of er geld bijleggen.” “Oh”, zeg ik. “Dat is geen probleem.” “Deze boeken komen tot 21 euro 95 cent. Ik kan je dus geen geld terug geven.” “Oh, dat is niet zo erg. Dit zijn de boeken die ik wil hebben.” “Nou,” zegt hij, “dat is zonde. Ga nog even kijken of je niet nog een boek kunt vinden.” “Voor drie euro?” “Ja. Doe maar, da’s toch zonde?” “Nee,joh, ik wil deze boeken.” “Nee da’s zonde, ga nou maar even kijken.” “Goed. Ik ga kijken.” Even later loopt de man langs; ik zie hem niet maar hoor hem. Hij is in gesprek met iemand die ik niet hoor. En dan richt hij zich op mij. Dat weet ik voor een of andere reden: “Daar" roept hij, "aan de andere kant, ja daar hebben we de klassieken. Ook leuk, de klassieken, bakermat van de samenleving en zo. Daar is het allemaal begonnen." Ik loop langs de boekenkast. "Ja. Ja daar.” Er zijn veel mooi boeken, allemaal te duur en de anderen wil ik niet. Dan toch maar dat flutboekje over de ellende in de wereld? Het is maar vier euro. Ik heb er niets aan. Nee. Toch maar niet. Ik loop gedecideerd terug. De man is enthousiast aan het praten, ik zie ook nu zijn gesprekspartner niet. Hij praat alsof iemand hem volledig gelijk heeft moeten geven na een lange strijd. “Ik heb toch niets gevonden.”zeg ik als hij klaar is en dat is hij vrijwel meteen als hij mij ziet aankomen, “Er zijn wel boeken die ik wil hebben maar die zijn allemaal veel duurder.” “Ok,” zegt hij alsof hij zich er bij neer wil leggen. Niets blijkt minder waar. Hij draait om, pakt twee detectives uit een doos, één met een hele zorgwekkende kaft, vol bloed en wrede gezichten. Hij scant ze, legt ze op de toonbank neer alsof hij kaarten uitdeelt en zegt. “Hier. Hartstikke spannend.” “Nee joh,” zeg ik, “Wat moet ik er mee.?” “Echt niet? Ook niet als cadeautje?” “Nee, echt niet. Het is een aardige gedachte van je. Dank je.....Het probleem is dat er gewoon te veel is. Ik wil alleen maar dat waar ik echt wat aan denk te hebben.” “Ok”, zegt hij weer, legt drie euro en vijf cent op de toonbank en zegt, “ik krijg gezeik met de baas, maar ja.” Ik zeg, “Dan moet je dat niet doen. Het hoeft ook niet, Ik wil alleen die twee boeken”. “Nee,” zegt hij, “Koop er maar lekker een kopje koffie van”. “Nou goed,” zeg ik, “Dit wordt een mooie herinnering, dank je wel”. “Ja”, zegt hij en lacht zijn vriendelijke lach.
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     

 

Contact me at: jacob@voorthuis.net

copyright © jacob voorthuis 1994-2010

All written material on this page is copyrighted.

Please cite Jacob Voorthuis as the author and Voorthuis.net as the publisher.